Visie
In mijn werk als orthopedagoog ga ik uit van het N=1 principe. Dit betekent dat ik bij onderzoek en begeleiding niet meteen uit ga van wat wetenschappelijke theorieën zeggen over een bepaald label. Wel gebruik ik deze kennis om het leren en gedrag van één kind goed te begrijpen en begeleiden. Ieder kind en zijn omgeving is uniek, heeft zijn eigen ‘theorie’ en is niet in een wetenschappelijk theoretisch hokje te duwen. Door mijn taartstukje werk- en levenservaring toe te voegen aan het taart stukje van het kind, de ouders en school, komen handvatten in beeld waardoor het kind weer beter in zijn vel komt te zitten. Onderwijs, denken over gedrag en buikdenken hebben altijd als rode draad door mijn opleiding, werk en leven gelopen. Al vanaf jonge leeftijd kwam de vraag in mij op: waarom doet of zegt iemand dat? Ik wil dit begrijpen! Ik ben van mening dat alle gedrag een reden heeft. Het is iedere keer weer een boeiend proces om samen met het kind, de ouders en school aan het werk te gaan om verdrietig, opstandig of angstig gedrag te verklaren, te vertalen en inzichtelijk te maken. Tijdens de begeleiding ga ik samen met het kind op zoek naar het “beter in-het-velletje-gevoel.
Mijn begeleiding bestaat onder andere uit mindsettraining (Fixie en Growie), cognitieve gedragstherapie (G5 training) en psycho-educatie. Hierbij volg ik niet precies de handleiding van de training maar kijk ik wat het kind nodig heeft en zoek hier passende materialen en methodieken bij. Ook zet ik materialen en spellen in die door mijzelf ontwikkeld zijn. Naast het begeleiden van kinderen doe ik ook onderzoek naar intelligentie en schoolbeleving. Door de jaren heen heb ik gemerkt dat tijdens de testafname vooral het contact met het kind en de taakuitvoering/taakbeleving veel informatie over het kind geeft. Dit is minstens zo belangrijk en misschien wel belangrijker dan het uiteindelijke IQ-cijfertje.
Voor mij is Professor en orthopedagoog Dhr. Luc Stevens een groot voorbeeld. In zijn colleges verwees hij vaak naar de zelfdeterminatie theorie van Deci en Ryan. Hij ontwikkelde vanuit dit concept het CAR model. Dit houdt in dat er drie psychologische basisbehoeften zijn: autonomie (ik kan het zelf), competentie (ik kan het) en relatie (ik hoor erbij). Daarbij keek hij altijd kritisch naar de bestaande theorieën in de pedagogiek en waarschuwde altijd om vooral de N=1 theorie in het oog te houden. Met andere woorden, gebruik de bestaande wetenschappelijke theorieën om leren en gedrag van een kind goed te begrijpen maar ieder kind is zijn eigen “theorie” en is niet in een wetenschappelijk theoretisch hokje te duwen.
Met dit in mijn achterhoofd blijf ik graag samen met het kind, de leerkrachten en ouders op zoek gaan naar het vinden van die zonnestraal die het brede kleurenspectrum van een kind zichtbaar maakt en (blijvend) laat stralen.